Apporteersport

Apporteersport is een hondensport die veel lijkt op de jachtraining. Er zijn echter een paar verschillen:

– In tegenstelling tot de jachtraining is de apporteersport voor Alle rashonden en rasloze honden opengesteld.
– Er wordt bij de apporteersport gewerkt met dummy’s en houten apporteerblokken niet met echt dode wilddieren.

Apporteersport bestaat uit 3 verschillende niveaus A, B en C

De oefeningen voor het A-diploma bestaan uit:
Aangelijnd en los volgen – Hier lopen geleider en hond een kort parcours in de vorm van zandloper.
Komen op bevel met verleiding – De hond moet over een afstand van ca. 30 meter worden voorgeroepen, terwijl er links en rechts divserse verleidingen liggen, zoals bakken, speeltjes, ballen en paraplu’s.
Houden van de aangewezen plaats – De hond moet 2 minuten op zijn plaats blijven met de geleider uit het zicht.
Apport te land – De hond moet zijn eigen apporteerblok of dummy die op ca. 30 meter afstand op overzichtelijk terrein wordt opgegooid, netjes apporteren en bij de geleider terugbrengen.
Apport over een hindernis – De hond moet, nadat hij/zij over een hindernis is gesprongen, het opgegooide apporteervoorwerp gaan halen en netjes bij de geleider terugbrengen. Dit over een afstand van ca. 25 meter. Het apporteervoorwerp wordt opgegooid terwijl de hond voor een dichte hindernis staat.

Voor het B-diploma komen de volgende oefeningen erbij:
Verloren aport te land – De hond moet op een beperkt gebied met allerlei verleidingen (omver gegooide behendigheidstoestellen e.d) zijn apport gaan zoeken en apporteren. Zowel de geleider als hond weten niet waar de apport is. Zodra de geleider de hond het commando heeft gegeven om te apporteren moet deze uit zicht. Zo kan gekeken worden of de hond zelfstandig kan zoeken. Zodra de hond zelfstandig het apport gevonden heeft mag de geleider weer tevoorschijn komen.
Markeer apport te land – Het apportvoorwerp wordt zichtbaar op ca. 60 meter afstand voor de hond zichtbaar opgegooid. De plek waar het voorwerp de grond raakt is voor de hond niet zichtbaar. Het is de bedoeling dat de hond de valplaats onthoudt tijdens deze oefening en zodra hij gestuurd wordt er in één rechte lijn naartoe gaat.
Combinatie appèl en apport – De hond wordt naar een zitpunt gestuurd op ca. 30 meter. Het apport wordt met een schot van het alarmpistool op ca. 10 meter haaks tegenover de inzetplaats opgegooid. Vervolgens moet de hond op het teken van de keurmeester eerst bij de geleider geroepen worden. Als de hond bij de geleider is gekomen moet de begeleider de hond erop uitsturen om het apport te gaan halen.

Voor het C-diploma komen deze oefeningen er nog eens bij:
De dirigeerproef te land – De geleider weet de plek waar het apporteervoorwerp ligt, maar de hond niet. De geleider moet de hond eerst ca. 60 meter vooruit sturen naar het stoppunt. De valplaats van het apporteervoorwerp is 30 meter links of rechts van het stoppunt.
Apporteren vanuit een linie – De proef begint ca. 50 meter vanaf de waterkant/waterbak. Meerdere geleiders moeten met hun honden los volgend in een door een keurmeester aangegeven richting lopen. De geleiders lopen op zo’n 5 meter uit elkaar op linie. Na ca. 15 meter wordt er met een schot uit een alarmpistool een apport opgegooid die in het water valt. Op aanwijzing van de keurmeester wordt in linie verder gelopen. Na 10 meter volgt van de keurmeester het commando links of rechtsomkeer, waarna de geleiders met hun hond in linie terug lopen naar het beginpunt. De keurmeester wijst een geleider aan die zijn hond het apport moet laten apporteren.
Apport door water – De hond moet nadat hij door het water is gegaan het apportvoorwerp zoeken en apporteren. Het apportvoorwerp is niet zichtbaar voor de hond opgegooid.